omslaan, reinigen, pareren, omkeren, afslaan, omwenden,...

dubben, tergiverseren, zich weerhouden, temen,...

keren, dubben, aarzelen, vacilleren, wankelen, walen,...

weifelen, wankelen, besluiteloos zijn

leuteren, moeizaam lopen, zwanken, wankelen, lobberen,...

wipperen, kwikkelen, wantenweven, wiemelen, wankelen,...

waggelen, wankelen

wankelen

keren, weifelen, wankelen, kenteren

dutten, wankelen, doezelen

wankelen

knikken, kaartterm, rutselen, daveren, dreunen, beven,...

zwerven, zweven, rekening afsluiten, besluiteloos zijn,...

hompelen, hinken, moeilijk lopen, wankelen, schuifelen,...