dempen, aanvallen, aanvullen, aanstorten, volgooien,...

aandoen, aanvallen, onteren, belagen, aantasten,...

aanvallen, overdrijven, ridiculiseren,...

aangaan, betrappen, aanvallen, onverwacht komen,...

bestrijden, betwisten, aanvallen

bestormen, aanvallen, naderen

aanvallen, beroertes

aanvallen, attaques

aanvallen, grijpen

uitvoeren, doen, verbreken, diepen, uitscheuren,...