babbelen, praten, snappen

babbelen, kletsen, talmen, treuzelen, vertroetelen

zaniken, babbelen, kletsen, aarzelen, temen, zeuren,...

gonzen, aanhouden, dwingen, urmen, zaniken, babbelen,...

dazen, zaniken, babbelen, beuzelen, rabbelen, kleppen,...

babbelen, kakelen, kleppen, klapperen, snateren,...

knoeien, babbelen, kletsen, knutselen, femelen,...

dazen, zaniken, babbelen, kletsen, haperen, zeuren,...

babbelen, arresteren, snateren, vertellen, betrappen,...

gonzen, kwinkeleren, mopperen, babbelen, morren,...

babbelen, kletsen, zeggen, keuvelen, praten, spreken,...

babbelen, beuzelen, snoeven, grootspreken, blaffen,...

babbelen, kletsen

zaniken, babbelen, kletsen, zeuren

babbelen, kletsen, talen, zeggen, keuvelen,...

babbelen