doorgaand, doorgaan

achterblijven, resteren, aanhouden, duren, sterven,...

opsmukken, aandikken, grootspreken, voorbijtrekken,...

uittrekken, aflaten, lopen, uitdoen, afdoen, afdanken,...

aanhouden, vervolgen, voortzetten, handhaven,...

voortzetten, volharden, doordrijven, pousseren,...

vergaan, verliezen, sterven, sneuvelen, sneven,...

veranderen, treden, eindigen, ophouden, afranselen,...

verlengen, betalingstermijn verlengen, uitstel geven,...

wijken, duren, stoppen, blijven, consisteren,...

aanhouden, continueren, doorgaan, avanceren, doorlopen,...

smachten, bederven, kelderen, zinken, smoren,...

afnemen, achteruitgaan, ploertachtig, aflopen,...

omlopen, omgaan, ontvaren, aflopen, overdrijven,...

perpetueren, plagen, jagen, kwellen, hinderlijk zijn,...

aanhouden, handhaven, persevereren, doorzetten,...