drab, dicht, grof, plomp, neerslag, royaal, poen,...

overladen, overstouwen

snip, zalig, overladen, peer, smoordronken, zat,...

overladen, sterk, erg, overstelpend, anoniem, zeer erg,...

overladen, overmand

bedekken, overstelpen, ondergooien, begraven,...

putten, ingraven, beaarden, bedelven, overladen,...

overladen

omitteren, afrossen, afranselen, voorbijgaan, afgeven,...

satureren, lessen, doortrekken, overladen, volproppen

stoppen, overladen, volstoppen, verzadigen, voleten,...

inunderen, onderlopen, overvol zijn, submergeren,...

blufferig, dikdoenerig, overladen, opschepperig,...